Woordenschat

WOORDENSCHAT SPELLETJES MET WOORDKAARTJES


Onlangs beschreef ik al vijf spelletjes om woordenschat te oefenen waar je alleen een lijst met woorden voor nodig hebt. Dit keer vijf spelletjes waar je alleen woordkaartjes voor nodig hebt.


Met woordkaartjes bedoel ik kaartjes waar de woorden op staan, zonder de betekenis. Alleen het begrip dus.


Tik-tak, tik-tak


De leerlingen zitten in een kring. De leerkracht zet een kookwekker of timer op een willekeurige tijd tussen 1 en 4 minuten. De eerste leerling krijgt de stapel met woordkaartjes in handen en beschrijft het woord op het bovenste kaartje zo goed mogelijk. De klasgenoten proberen te raden. Lukt dat, dan mag de beschrijver de woordkaartjes doorgeven aan degene links naast hem/haar. Die doet hetzelfde. Het doel is zo snel mogelijk goed te beschrijven, zodat je de woordkaartjes kwijt bent. Degene die de kaartjes namelijk vast heeft als de timer gaat, is af.


Raad-loop-beschrijf


Elke leerling krijgt één woordkaartje. Ze lopen kris kras door de klas. Op het teken van de leerkracht beschrijven ze hun woord aan degene die het dichtst bij hen in de buurt staat. Diegene raadt het woord en beschrijft ook zijn/haar eigen woord, waarna geraden wordt. Dan worden de kaartjes omgewisseld. Elke leerling loopt nu met hun nieuwe woord kris kras door de klas. Dit herhaalt zich enkele keren, tot iedereen een stuk of 10 woorden heeft geoefend.


Hoofden vol woorden


Voor dit spel is het handig als je post-its gebruikt als woordkaartjes. Elk kind krijgt namelijk een woordkaartje op zijn/haar voorhoofd geplakt. De rest ziet wel welk woord er staat, maar je eigen kaartje zie je niet. Om beurten mogen de kinderen een vraag over hun woordkaartje stellen. Er mag alleen met ja of nee op worden geantwoord. Ze moeten de antwoorden goed onthouden, zodat ze zo snel mogelijk ontdekken welk woord er op hun kaartje staat, maar ondertussen ook geconcentreerd de vragen van anderen over hun kaartjes kunnen beantwoorden.


Wil je het voor kinderen gemakkelijker maken, speel je dit spel in kleinere groepjes. De moeilijke versie is met de hele klas.


Jeopardy


Hang zestien woordkaartjes (vier-bij-vier) achterstevoren op het bord, zodat je ze pas kunt lezen als je ze omdraait. Hang de moeilijkste woorden onderaan, de gemakkelijkste bovenaan.  Schrijf boven de kolommen achtereenvolgend (van links naar rechts): definitie / synoniem / antoniem / zin. Schrijf voor de rijen achtereenvolgend (van boven naar beneden): een punt / twee punten / drie punten / vier punten.


Laat de kinderen om beurten dobbelen met een dobbelsteen. Wie zes gooit mag kiezen voor een opdracht, zonder het woord eerst te hebben gezien. Bijvoorbeeld: antoniem voor drie punten. Het kaartje dat die rij en kolom kruist, wordt omgedraaid en de leerling moet de opdracht uitvoeren. Lukt het, krijgt hij/zij het gekozen aantal punten. Het kaartje blijft omgedraaid.

WOORDENSCHAT SPELLETJES MET EEN ALLEEN WOORDENLIJST


Om je leerlingen gemotiveerd te houden, kun je er af en toe een spelletje in gooien. Hieronder beschrijf ik een aantal spelletjes die je gemakkelijk kunt spelen ongeacht de woorden die je wilt aanbieden. Het enige wat je aan voorbereiding hoeft te doen is op het bord een lijst te zetten met de woorden die je wilt oefenen.


Bingo


Laat de kinderen in hun kladblok of op hun wisbordje een vierkant tekenen bestaand uit 16 hokjes. In elk hokje schrijven ze een van de doelwoorden. Als iedereen klaar is, geef je telkens de definitie van een woord in willekeurige volgorde. Herkennen de leerlingen één van hun woorden in de definities, dan kleuren ze het hokje. De eerste die vier op een rij heeft (en waar het ook klopt), heeft bingo en dus gewonnen!


Vijf woorden


Laat elk van je leerlingen een van de woorden op het bord uitkiezen. Ze verklappen niet wat ze gekozen hebben, maar schrijven op hun wisbordje of in hun kladblok vijf woorden die het woord omschrijven (aardbei zou bijvoorbeeld kunnen worden beschreven als: rood, fruit, zoet, zuur, kroontje). Om beurten mogen de leerlingen hun vijf woorden oplezen en raadt de rest welk doelwoord zij omschrijven.


Ja en nee


De leerkracht (en later een leerling) kiest een woord van de woordenlijst, maar zegt niet welke. De kinderen mogen vragen stellen, maar die mogen alleen met ‘ja’ of ‘nee’ worden beantwoord. Lukt het de klas om binnen 10 vragen het juiste woord te ontdekken? Stimuleer de kinderen om vragen te stellen die met de betekenis of de talige kenmerken van het woord te maken hebben.


Woorden babbelen


In dit spel gaan de leerlingen in tweetallen een gesprek voeren over de woorden op het bord. Ze proberen er tien (of een ander getal) op een natuurlijke wijze in hun gesprek te verwerken. Het eerste tweetal dat de tien haalt, is de winnaar. Tenminste… Als ze hun gesprek daarna ook aan de rest van de klas kunnen laten horen.


Waar of niet?


Noem een woord van de woordenlijst en omschrijf het. Doe dat een paar keer met verschillende woorden. Geef meestal de juiste omschrijving, maar soms ook een foute. De kinderen moeten raden of het goed of fout is. Bij een foutieve omschrijving, geef je daarna uiteraard ook nog de goede. Als je zelf een paar keer aan de beurt bent geweest, laat je een kind omschrijven.


IK HEB, WIE HEEFT… VERGELIJKINGEN EN TEGENSTELLINGEN


Ken je de werkvorm ‘Ik heb, wie heeft’? Hierin oefen je met de hele klas woordenschat, tafeltjes of andere onderwerpen die geautomatiseerd moeten worden. Ik heb een kaartjesblad voor de tegenstellingen gemaakt.


Verdeel de kaartjes over je kinderen. Heb je minder dan 30 kinderen, dan geef je sommige kinderen er twee. De activiteit begint bij een willekeurig kind. Hij of zij leest voor wat er op het kaartje staat. Daar staat namelijk eerst een antwoord op, maar daarna een vraag. De leerling die op zijn kaartje het antwoord op de vraag heeft staan, is als volgende aan de beurt en lees zijn antwoord en vraag. Zo gaat het spel verder tot alle kaartjes aan de beurt zijn geweest.


Klik hier om het kaartjesblad 'tegenstellingen' te downloaden.

Klik hier om het kaartjesblad 'vergelijkingen' te downloaden.



WOORDENSCHAT DOBBELEN


De betekenis van doelwoorden inoefenen is erg belangrijk, maar alsmaar definities over schrijven kan snel saai worden. Met dit werkblad laat je het lot bepalen hoe de kinderen de nieuwe woorden gaan verwerken. Dat is een stuk spannender!


Geef de kinderen voorafgaand aan deze activiteit allemaal een dobbelkaartje en een dobbelsteen. Zorg ook dat ze de te oefenen woorden ergens kunnen vinden, bijvoorbeeld in het taalboek. Vervolgens laat je ze bij ieder doelwoord dobbelen. Bij ieder cijfer op de dobbelsteen hoort een andere opdracht om een doelwoord te verwerken.


Klik hier om het dobbelkaartje te downloaden.



DURE WOORDEN


Stel je voor dat letters geld kosten. Dan zou je wel drie keer nadenken voor je een woord zou maken. Op dit principe is het volgende spel gebaseerd. Alle letters hebben in dit spel namelijk een specifieke waarde in euro's, zoals te lezen op het spelblad. En hierdoor worden spelling, woordenschat en rekenen moeiteloos gecombineerd.


Voor de leerkracht is het de taak om hier uitdagende opdrachten mee te geven. Laat ze zelf woorden verzinnen, of laat ze een woordenboek gebruiken als hulpmiddel. Ik garandeer je dat de kinderen enthousiast aan de slag gaan.


Voorbeeldopdrachten:

- Noteer vijf dierennamen, allemaal minder dan €20,-.

- Bedenk zes dingen om te eten, de totale kosten onder de €50,-.

- Wie weet de goedkoopste kleur?

- Zoek een woord van precies €75,-.


Klik hier om het spelblad 'dure woorden' te downloaden.



WOORDENBOEK BINGO


Ook al worden woordenboeken steeds meer vervangen door het internet, toch is het belangrijk dat kinderen basale woordenboek vaardigheden, zoals zoeken op alfabet, leren. Om het interessant voor ze te maken, heb ik er een spel bij bedacht: woordenboek bingo.


Om het spel te kunnen spelen, heb je een spediale bingo kaart nodig, met in plaats van cijfers, woorden er op. Je kunt er drie downloaden onder aan dit bericht. Vervolgens deel je de kaart uit aan je leerlingen. Je stelt een timer in en het is de bedoeling dat de kinderen gaan zoeken in hun woordenboek. Als ze een woord gevonden hebben, schrijven ze het bijbehorende bladzijdenummer in het bingo vakje. Wie heeft er als eerste een rij? En wie heeft als eerste de kaart vol?


Klik hier om 'woordenboek bingo kaart 1' te downloaden.

Klik hier om 'woordenboek bingo kaart 2' te downloaden.

Klik hier om 'woordenboek bingo kaart 3' te downloaden.



HERFST MINDMAP


Maak naar aanleiding van een gesprek over de seizoenen samen met je kleutergroep een mindmap over de herfst.


Het enige wat je nodig hebt zijn een potlood en papier om tekeningetjes te maken van doelwoorden en een groot vel om de mindmap op te maken. Plak alles netjes op en laat het door de kleuters versieren met echte herfstblaadjes. Zeker leuk wanneer de kinderen deze herfstblaadjes zelf mogen uitzoeken.


Natuurlijk kun je zo'n mindmap ook maken over de andere seizoenen. Plak er voor de lente bloemetjes bij en voor de winter geknutselde ijssterren. Het is leuk om deze dan naast elkaar op te hangen.


WOORD VAN DE DAG


Om extra te werken aan woordenschat, wordt op een van de scholen waar ik werk, in sommige klassen gewerkt met een woord van de dag. Dat houdt in dat er door de leerkracht iedere dag een woord centraal wordt gesteld, waar verschillende strategieën mee worden geoefend.


De pictogrammen zijn afkomstig uit de methode Taal In Beeld. Bij de spin maak je een woordweb rondom het woord van de dag. Bij het tekstballonnetje schrijf je een zin waar dit woord in voorkomt. De pijlen die dezelfde kant uit wijzen, daar schrijf je een synoniem. En bij de andere pijlen een antoniem.


Je kunt de kinderen voorafgaand aan de klassikale activiteit zich ook al laten voorbereiden. Dat doe je middels een werkblad waar alle vier de pictogrammen op staan. Geef ze ook een woordenboek, zodat ze het woord kunnen opzoeken.


Klik hier om de vier pictogrammen te downloaden.

Klik hier om het werkblad te downloaden.


 Sint 2020 Sint 2020