Gymnastiek

BEWEGEND LEREN

 

Niet lang geleden was bewegend leren volop in het nieuws. Nu ben ik niet iemand die dan van de een op de andere dag touwspringend werkwoordspelling instructie geef, maar het heeft me wel aan het denken gezet.

 

Bewegen in mijn lessen wil ik wel, mits het aan deze voorwaarden voldoet:

- Het moet bijdragen aan het lesdoel.

- Het mag de rust in mijn klas niet verstoren.

 

Ik zocht, bedacht en vond een aantal leuke manieren om bewegend leren op mijn manier toe te passen in mijn klas.

 

1. Sta op!

 

Als kinderen in een groepje brainstormen, maak het notitiepapier dan vast aan de muur en laat ze er staand over overleggen en op schrijven. Dan zijn ze al even uit hun zittende houding.

 

2. Leswisseling = bewegen

 

Laat kinderen in de leswisseling even (uiteraard binnen de perken) hun gang gaan. Zet de timer op 2 minuten en laat ze lekker kletsen, lopen en kind-zijn. In de daaropvolgende les heb je er profijt van.

 

3. Ballen

 

Oefen je met werken op snelheid of automatiseren, gooi dan een bal rond. Degene die vangt is aan de beurt.

 

4. Geef het goede voorbeeld

 

In plaats van de hele dag op je stoel te zitten of onderuitgezakt bij het bord te staan, beweeg je je energiek door de klas.

 

5. Coöperatieve werkvormen

 

Een aantal coöperatieve werkvormen leent zich er uitstekend voor te bewegen. Denk maar eens aan 'vind iemand die' of '(staande) binnen-buitenkring'.

 

6. A, B, C of D

 

Hang in elk van de hoeken in je klas een kaartje: A, B, C of D. Komt er een meerkeuzevraag in je les aan bod, laat de kinderen dan naar de juiste plek lopen.

 

7. Spieren losmaken

 

Moeten de kinderen toch gedurende langere tijd stilzitten, maak dan halverwege klassikaal de spieren los: schouders draaien, met het hoofd rollen, armen en benen strekken... En hup, weer door!

 

EEN GYMLES, DRIE KAARTSPELLEN

 

Ooit al eens een gymles gegeven met een kaartspel? Vast niet, terwijl dat wel zo leuk is. Voor alle onderstaande spellen heb je alleen dat kaartspel en misschien een paar pylonnen nodig.

 

Tip: gebruik een oud kaartspel, want na de gymles kun je er waarschijnlijk geen potje meer mee kaarten.

 

Inleiding: open of dicht

 

Leg het kaartspel kriskras door de gymzaal. De helft van de kaarten open (plaatje naar boven), de helft dicht (achterkant naar boven). Verdeel nu je leerlingen in team open en team dicht. Het doel van team open is om zoveel mogelijk kaarten open neer te leggen en vice versa. Beide teams krijgen dan een minuut waarin ze zoveel kogelijk kaartjes in hun voordeel draaien. Na de minuut wordt er geteld wie gewonnen heeft. En dan natuurlijk een paar keer herhalen.

 

Kern: kaarten work-out

 

Elke soort kaart heeft een eigen beweging, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. In groep 3 kun je denken aan kikkersprongen (harten), een rondje huppelen (schoppen), fietsen met de benen in de lucht (ruiten) en spreidsprongen (klaveren). Bij groep 8 gebruik je bijvoorbeeld push-ups (harten), sit-ups (schoppen), jumping jacks (ruiten) en squats (klaveren). Het nummer op de kaart betekent het aantal. Laat de kinderen dan kaarten rapen en een workout uitvoeren aan de hand van de opdrachten op het kaartje. Het lot bepaalt... Maar hoe dan ook, intensief.

 

Afsluiting: kaartenestafette

 

Maak een estafette opstelling met vier teams (team harten, team schoppen, team ruiten, team klaveren) en leg alle kaarten dicht (met de achterkant naar boven) kris kras aan de andere kant van de zaal. De kinderen rennen dan in estafettevorm naar de kaarten en zoeken daar naar een kaart van hun eigen soort. Kaart dus omdraaien, bekijken en ofwel terugdraaien, of (als het hun soort is) meenemen. Het team dat als eerste hun kaartspel (2 t/m 10, boer, vrouw, heer, aas) compleet heeft, is de winnaar.

 

 

TIEN VARIATIES OP HET OVERLOOPTIKSPEL

 

Zowel in de onder- als bovenbouw speel ik graag een overlooptikspel. Het is een eenvoudig basisspel, dat je al naar gelang de leeftijd waarmee je het speelt, uitdagender kunt maken. Door deze basisvorm te gebruiken met telkens een andere variatie, ben je in je gymlessen weinig tijd kwijt aan uitleg en kan er des te meer bewogen worden.

 

De basisvorm van het overlooptikspel kennen we allemaal wel. In een vak afgezet door pionnen, staat een tikker. De lopers rennen er doorheen en proberen niet getikt te worden. Op de terugweg lopen ze rustig buiten het vak om terug. Lukt het de tikker toch om een loper te tikken, legt hij een pion om. Zodra er vijf pionnen omgelegd zijn, wordt er een nieuwe tikker gekozen. Hieronder tien variaties op dit eenvoudige spel.

 

1. Dribbel tikspel:

Zowel lopers als tikker moeten zich met een bal dribbelend door het vak begeven.

 

2. Tikspel met hindernissen:

Plaats hindernissen, zoals matten en hoepels in het tikveld, die zowel de tikker als de spelers hinderen.

 

3. Voetbal tikspel:

Zowel lopers als tikker moeten een voetbal meespelen terwijl ze het tikspel spelen.

 

4. Tikspel met een schat:

Voor het tikgebied staat een mand met pittenzakjes en achter het tikgebied een lege mand. De bedoeling is dat de lopers steeds een pittenzakje meenemen onderweg. Worden ze getikt, dan moeten ze terug.

 

5. Hooghoud tikspel:

Zowel lopers als tikker moeten een bal hooghouden tijdens het spel.

 

6. Tweetal tikspel:

Zowel de tikker(s) als de lopers maken tweetallen en mogen de ander niet loslaten.

 

7. Hockey tikspel:

Zowel lopers als tikker moeten al hockeyend met hun eigen stick en puck het spel spelen.

 

8. Tikspel met duotikkers:

In het midden van het tikgebied liggen twee matten. Op elke mat staat een tikker. Ze mogen beide tikken, maar de mat niet verlaten.

 

9. Kruipend tikspel:

Zowel lopers als tikker moeten zich kruipend (op handen en voeten) door het tikgebied begeven.

 

10. Keuze tikspel:

Als de kinderen de variaties hierboven beschreven al eens gespeeld hebben, kun je materiaal klaarleggen en ze zelf de keuze geven om spelregels te bedenken en hanteren.

 

 

WK GYMMEN

 

Met de kinderen van groep drie heb ik gisteren een speciale gymles gegeven rondom voetballen. Dit om ze helemaal klaar te stomen voor het WK. Het was een circuitles met drie stations.

 

Inleiding:

Leg een voetbal klaar en laat de kinderen er vrij mee spelen terwijl ze de zaal binnen komen. Als iedereen binnen is, komt er een spelelement bij kijken. Blaas jij als leerkracht namelijk op je fluitje, moet iedereen bevriezen. Pas wanneer je weer op je fluitje blaast, mogen ze weer verder.

 

Station 1 - tweetal voetbal:

Laat de kinderen hier een klein wedstrijdje spelen in tweetallen. De een is de keeper en de ander de schieter. De goal is een kleine mat liggend tegen de muur. Na vijf beurten wordt er gewisseld. Wie maakt er in totaal de meeste doelpunten?

 

Station 2 - doelschieten:

Hier oefenen de kinderen hoe ze gericht op het doel moeten schieten. Zet de grote goal op en laat de kinderen om beurten de rol van keeper op zich nemen.

 

Station 3 - balbezit:

Laat de kinderen oefenen hoe ze de bal vasthouden. Zet een paar pionnen neer en laat de kinderen de bal met hun voeten onder controle houden, terwijl ze zich door het veld bewegen.

 

Afsluiting:

Nu is het tijd geworden voor een echt partijtje. Verdeel de groep in twee teams, zodat ze kunnen laten zien wat ze deze les geleerd hebben.

 

 

BUITEN SPELEN

 

Vlak voor een vakantie, of wanneer het weer lekker weer begint te worden, vind ik het leuk om in de gymles aandacht te besteden aan buitenspel. Op die manier doen zij ideeën op, zodat ze zich in de pauzes niet kunnen vervelen.

 

Deze les vindt plaats in een circuitvorm. Op vijf plekken in de gymzaal staan buitenspellen klaargezet. Voorafgaand aan het spelen, deel ik de groep in vijf groepjes op en leg ik de spellen die uitleg behoeven uit. Bij de meeste spellen hoef je echter niets uit te leggen.

 

Stoeprandje:

Speel het spel zoals je het buiten zou spelen, maar dan met twee banken in plaats van stoepranden.

 

Touwspringen:

Leg een groot touw of een paar kleine touwtjes klaar. Laat de kinderen trucjes aan elkaar zien en ze dan nadoen.

 

Lummelen:

Speel het spel zoals altijd, met een foambal. Is het te moeilijk voor de lummel, maak er dan twee lummels van.

 

Iemand is 'm, niemand is 'm:

Het spel wordt gewoon zo gespeeld als je het ook buiten zou doen. Voor de veiligheid gebruik je een foambal en baken je het speelveld af met pionnen.

 

Kaatsenballen:

Laat kinderen met de bal tegen de muur gooien en ook weer vangen. Je maakt het moeilijker door het in tweetallen te doen, of makkelijker door ze eerst te laten sluiten.

 

 

 

WIELTJESDAG

 

Op een van de scholen waar ik werk, mogen de kinderen van de bovenbouw op woensdag hun step, skeelers, wakeboard, skateboard en dergelijke meenemen. Ze noemen het wieltjesdag!

 

Door de 'wieltjes' maar een keer per week toe te laten, houd je het spannend voor de kinderen en overzichtelijk voor de leerkrachten. De afspraak is dan ook dat er op woensdag niet gevoetbald wordt.

 

 

AFSLUITENDE SPELLETJES

 

Het is altijd fijn om wat groepsbindende activiteiten in je rugzak te hebben, zoals spelletjes die de samenwerking bevorderen. Voor de drie onderstaande spelletjes heb je maar vijf tot tien minuten nodig. Ze zijn niet zo heel erg intensief, maar je hebt er wel ruimte voor nodig. Ideaal om als afsluiting van de gymles te gebruiken.

 

Rupsen

De hele groep gaat achter elkaar op de grond zitten met de knieën licht opgetrokken. Ieder kind pakt dan de enkels van degene achter zich vast. Op het teken van de leerkracht begint de rups (de rij met kinderen) te lopen. De bewegingen moeten synchroon, anders gaat het mis, dus samenwerking is zeer belangrijk.

 

Spiraal

De kinderen vormen een lijn door hand in hand te gaan staan. De voorste loopt rond en neemt de rest van de groep mee. Dan draait de voorste rond om zijn eigen as. Als hij of zij dat even blijft doen, wordt de rij netjes opgerold tot een bal. Dan probeert het voorste kind uit de bal te ontsnappen door onder de benen of armen van een ander kind door te kruipen. Hij of zij mag echter niet loslaten, dus als het voorzichtig gebeurt, dan gaat zo de hele rij achter hem of haar aan.

 

Draken

Deel de kinderen uit je groep op in twee subgroepen. Elke subgroep vormt een rij door elkaar bij de schouders vast te pakken (zoals een polonaise). Nu heb je een draak. Het achterste kind van de beide draken krijgt een lintje aan de broek gehangen. Dat is de staart. De bedoeling is dat de bek van de draak (het voorste kind) de staart van de andere draak eraf trekt. Ook hiervoor moet goed worden samengewerkt.

 

 

WAF! WOEF!

 

Wat kun je toch leuke ideeën opdoen van je stagiaires! Zo bedacht Linda het spel Woef! Waf!, een super simpel spelletje wat helemaal geen voorbereiding vergt. Het lijkt me ook heel geschikt als afsluiting van de gymles. En het gaat als volgt.

 

De leerlingen staan verspreid door de gymzaal (of het lokaal). De leerkracht gebruikt twee commando’s, namelijk Waf! en Woef!. Wanneer de kinderen Waf! horen, dan moeten ze een stap vooruit zetten. Horen ze Woef! dan mogen ze niet bewegen. Beweegt iemand toch, dan is hij of zij af. In de afsluiting van de gymles, moeten deze kinderen zich dan omkleden.

 

Bedankt voor dit leuke idee, juf Linda!

 

 

DANSEND TIKKERTJE

 

Deze tikspel is geschikt voor de middenbouw van de basisschool. Het kan als inleiding of afsluiting van een gymles worden ingezet. Het enige wat je nodig hebt, zijn flink wat afwisselende muziekfragmenten.

 

Het spel gaat als volgt. Er staat dansmuziek op. De spelers en de tikkers moeten het gehele spel dansend (en niet rennend) afleggen. Anders zijn ze af. Wordt een speler getikt, dan bevriest hij of zij. Hij kan weer worden verlost doordat een andere tikker op hem af komt, zijn beide handen vastpakt en even samen met hem of haar danst.

 

De leerkracht zorgt voor zoveel mogelijk verschillende tikbeurten. Laat een beurt niet langer dan 30 seconden duren. Per tikbeurt wordt een ander muziekfragment gebruikt. Zorg bij een inleiding voor snelle, actieve muziek, en bij een afsluiting voor rustgevende, langzamere muziek.